JOS - vrijwilliger

“Wij waren thuis met tien kinderen. Ik heb nooit iets anders gekend dan delen en elkaar helpen. En ik heb altijd een boontje gehad voor wie het minder goed getroffen heeft.

Ik ben rond mijn 40ste met vrijwilligerswerk begonnen. Als je jong bent, gaat veel tijd naar je gezin. Je bouwt een woning, je hebt je loopbaan, je bent met de opvoeding bezig… Pas toen onze dochter wat ouder werd en ik meer vrije tijd kreeg, startte ik als vrijwilliger. 20 jaar lang werkte ik voor het Rode Kruis in Sint-Katelijne-Waver als vrijwillig ambulancier en bestuurder. En bij Borgerstein ben ik ondertussen meer dan 15 jaar als vrijwilliger betrokken.

Het begon met een pannenkoekenslag, daarna was er het mosselfestijn. Ik voelde me hier meteen goed. Ik begon ook wandelingen te maken met cliënten in een rolstoel. Ik woon vlakbij, het kost me weinig moeite om elke week met iemand een toertje te maken in het park of in de buurt. Gewoonlijk zijn we met een zestal vrijwilligers op die wandeling. We brengen dikwijls een koek of zo mee, waar we dan samen van genieten. Eenmaal per week help ik ook mee in de cafetaria van Woonzorghuis Borgerhof.

De medewerkers van Borgerstein doen hard hun best, maar ze hebben niet altijd tijd over om dat tikkeltje extra te bieden. Ik heb die tijd wel. Als ik iemand daarmee gelukkig kan maken, waarom zou ik dat niet doen? Ik krijg er zoveel dankbaarheid en vriendschap voor terug. Van de medewerkers, de cliënten en de andere vrijwilligers.

Ik heb vele jaren als magazijnier bij bussenbouwer Van Hool gewerkt. Op mijn 15de ben ik met school gestopt. ‘Als je niet wil leren, ga dan maar werken,’ zei mijn vader. Ik heb toen eerst 6 jaar in de bouw gewerkt, maar ik kreeg gezondheidsproblemen. Als ik kon herbeginnen, dan studeerde ik verpleegkunde!

Ondertussen ben ik 68 jaar. Mijn grootste geluk zijn mijn kleinkinderen Stan (10) en Warre (12). Ze komen af en toe mee als ik op wandel ga met een cliënt. Ja, ik probeer ze het goede voorbeeld te geven. Bestaat er iets mooiers dan iets doen voor een andere mens?

Het zit in mijn genen. Toen mijn moeder vroeger frieten bakte, kwam de hele straat mee proeven. ‘Kom maar binnen,’ zei ze dan. Er was altijd genoeg. Het was bij ons de zoete inval. Vandaag kan je je niet meer voorstellen dat je zomaar onaangekondigd bij een buur binnenvalt. Zeker niet na corona. Dat vind ik jammer. Maar ik maak me er niet druk om hoor. Ik zorg dat ik genoeg ontspanning heb. Als het weer het toelaat, fiets ik 30 tot 40 kilometer met de mountainbike. Daar kikker ik helemaal van op.”